Op de nota van Johan De Groef “Onbehagen in de School” volgt een werkgroep in beide talen.
Aan Nederlandstalige kant maken deel uit van de groep:
• als bestuurders: Jan Cambien, Johan De Groef, Ilse Deurinck, Jens De Vleminck, Karel Lambers
• als kandidaat-leden: Sophie Guiot
• als participanten: Wouter Keirse, Hugo Lietaer
• en nog een paar mensen die moeten bevestigen.
De vergaderingen zijn voorzien op zaterdag 3 september 13-17u, en vervolgens ‘s avonds op 5 oktober, 7 december. (plaats nog vast te leggen).
De Basisteksten kunnen hier geraadpleegd worden:
• De Belgische School voor Psychoanalyse van Antoine Vergote, bron: Lezing van de Voorzitter A.Vergote, een antwoord op de vragen gesteld tijdens de plenaire vergadering van 28 juni 1972.
• Over onze verhouding tot Freud en Lacan van Jean Florence, bron: Communications-Mededelingen, 1992/8
• De BSP Vandaag. Principes en standpunten, van Lina Balestriere, Luc Dethier, Jean Florence, Philippe Goossens, Karel Lambers, Thierry Snoy en Fons Van Coillie, bron: Dossier préparatoire à Diaphora, Bruxelles, juin 2012, in Communications/Mededelingen 54/1, 2013.
Iedereen wordt uitgenodigd om er op te reageren, een tekst te sturen of contact op te nemen met één van de leden van de werkgroep. De bijdragen zullen via dezelfde pagina beschikbaar worden gesteld.
____________________________________________________________________________________________
SAMENVATTING (ter bespreking op DIOTIMA)
Beseffend dat onbehangen onlosmakelijk deel uitmaakt van om het even welk institutioneel leven, wordt de mate van onbehagen in de BSP toch ervaren als heel groot. Men ervaart de noodzaak om de BSP grondig ‘heruit te vinden’.
De seminariegroepen vormen dat deel van de BSP-werking waar het onbehagen zich het minst laat gevoelen. Daarbuiten is het andere koek. De collectieve institutionele elementen sputteren daar langs alle kanten. En de uitdagingen vanuit de Vlaamse/federale context worden als zeer aanzienlijk ervaren. Als we ons niet ten gronde en in hedendaagse termen herdefiniëren, dreigen we helemaal uit de boot te vallen en in de marginaliteit terecht te komen. En dat terwijl we overtuigd zijn van het essentiële en grote belang van het ‘psychoanalytische denken en werken’ in de meest uiteenlopende klinische contexten.
De werkzaamheden van de werkgroep vorderen traag, vermits er zeer betrokken, grondig en genuanceerd van gedachten wordt gewisseld.
Over volgende punten tekenen zich volgende tendensen /oriëntaties af:
- Wij willen een hedendaagse School voor Psychoanalyse blijven, rekening houdend met de initiële uitgangspunten en positioneringen. MAAR: rekening houdend met de huidige wetgeving kan dit enkel rimpelloos worden gecontinueerd voor: (i) de klinisch psychologen, (ii) de orthopedagogen en (iii) de artsen. Voor de anderen, de leken, moeten we duidelijk(er) zijn (of, worden – naarmate de wetsinterpretaties volgen); we moeten helder formuleren wat een psychoanalytische vorming kan en mag zijn. Wij willen ons daarmee expliciet binnen het maatschappelijke en wettelijke kader situeren. Dit houdt ook in dat we ons expliciet moeten situeren tegenover de academisch opgeleide psychoanalytische psychotherapeute. Hoe kunnen we een méérwaarde betekenen voor de academische opgeleiden therapeuten en in die academische opleidingen als zodanig?
- Inzake de opleiding tot psychoanalyticus is er eenstemmigheid over het belang van de trias: (i) eigen analyse, (ii) theoretische-klinische opleiding en (iii) supervisie.
In concreto komt wel naar voren dat:
a. een analytische parcours – een bankanalyse – in de regel à rato van 3keer/week is, maar dat daar ‘gemo-tiveerd’ kan van afgeweken worden.
b. een klinische stage (in de psychosezorg) best zou worden aangevuld, bv. met voldoende ervaring in ‘baby-observatie; dit teneinde een betere basisvorming te garanderen voor het werk in de pluriformiteit van klinische settings.
c. een voldoende theoretische vorming méér en méér door onszelf moet worden voorzien/vereist vermits deze vorming niet meer (voldoende) aan de universiteiten is gegarandeerd. De vraag rijst wie deze vorming kan inrichten/verzorgen. Kan de School dit op zijn eentje (door wie?), of moet daartoe in Vlaanderen een samenwerking met andere organisaties worden voorzien?
Volgende punten staan reeds geagendeerd:
- De noodzaak om het individuele vormingstraject tot psychoanalyticus toch voldoende te formaliseren in termen van minimale vereisten en voldoende duidelijke erkenningsvoorwaarden (ook naar de ‘buitenwereld’ toe).
- De formule van de vrijdagavondlezingen te herzien, bv. door hen interactiever/dynamischer en rondreizend in Vlaanderen (Brussel, Gent, Antwerpen, Leuven, Kortrijk) te maken (decentralisatie en wervend naar ‘externen’ en potentiële participanten toe).
- Organisatie van open klinische seminaries, met grotere inbreng en betrokkenheid van jonge collega’s.
- Permanente vorming die openstaat voor psychotherapeuten en voldoende aansluit bij hun vragen/noden.
- Onderscheid Gradus en Institutionele verantwoordelijkheden .Het onderscheid kandidaat-lid en lid lijkt niet (meer) te functioneren.
- Wat de institutionele werkzaamheden als bestuur (raad van bestuur, onderwijscommissie, secretariaat, etc.), organisatie (lezingen, open seminaries, nieuwsbrief, etc.) en vertegenwoordiging (overleg binnen koepels psychotherapie, Interassociatif, Tijdschrift voor Psychoanalyse, etc.) betreft, moeten méér en jongere collega’s aan de slag.
Namens de werkgroep
Johan De Groef
26/01/2017
Leden van de werkgroep: Jan Cambien, Johan De Groef,Jens De Vleminck, Mileen Janssens, Ilse Deurinck, Wouter Keirse, Sophie Guiot, Jens Anthoons, Claudine Vanderborght, Hugo Lietaer en via mail Wim Vanmechelen.
VERSLAG
Eerste samenkomst reflectiegroep ‘Onbehagen’ – zaterdag 3 september 2016, 14-17u
Aanwezig: Jan CAMBIEN, Johan DE GROEF, Ilse DEURINCK, Jens DE VLEMINCK, Sophie GUIOT, Wouter KEIRSE, Hugo LIETAER, Mileen JANSSENS, Claudine VANDERBORGHT
Verontschuldigd: Karel LAMBERS, Wim VANMECHELEN
Verslaggever: Jens DE VLEMINCK
Johan licht de gang van zaken toe aan de hand van de nota.
Karel Lambers laat weten niet te participeren aan de samenkomsten, maar de reflectie op te volgen vanuit de raad van bestuur; Mileen Janssens neemt zijn plaats in.
Wim Vanmechelen kan niet deelnemen aan de samenkomsten. Er wordt aan de groep voorgesteld om hem te vervangen door Jens Anthoons. Jens wordt gecontacteerd en stemt (later) in om de groep te vervoegen.
Er volgt een eerste verkennende ronde waarbij eenieder zijn of haar indrukken formuleert rond de nota, de teksten aangaande de identiteit van de School (aanwezig op de website) en de eigen ervaringen binnen de School.
Uit de ervaringen van de verschillende aanwezigen komen volgende thema’s als rode draden naar voor:
– toegankelijkheid/laagdrempeligheid van de School: hoge drempel, intellectualistisch, aanwezigheid van filosofen wordt door sommigen beleefd als intimiderend, academisch karakter, belang van de seminaries als toegang tot de School, vrouwonvriendelijkheid, …
– het belang van – eens betrokken in de werking van de School – ook actief te worden aangemoedigd/gevraagd om engagement te articuleren; mensen vertrouwen geven door hen te vragen voor Diotima/Diafora/Communications, etc. Ook: aanmoedigen om volgende stap in parcours te zetten.
– openheid van de School naar buiten /maatschappij toe: activiteiten, Summer School, maatschappelijke thema’s aansnijden, psychoanalyse vulgariseren zonder vulgair te worden, internationaal karakter van de School (IPA, EFP, ook Engelse lezingen met ook Engelstalige deelnemers te Brussel), uitwerken van ‘Ouverture/Openheid’ langs Nederlandstalige kant (wat willen we?), relatie met de universitaire instellingen (faculteiten psychologie, etc.), …
– belang van de openheid naar verschillende auteurs / andere kaders dan de psychoanalyse: openheid en ruimte om eigen weg te zoeken, plaats van de kinderanalyse garanderen en bevragen, plaats van de supervisie, groepen van mensen die klinisch werken (forensisch, kinderen, groepen, etc.), …
– fundamenten: ‘rot’, moed hebben om alle evidenties ten gronde te durven bevragen, plaats van de lekenanalyse bevragen en verhelderen, de plaats en werking van de jury, vrijdagavonden (ander moment, minder abstracte sprekers, etc.), …
– taal/talen: wat met de tweetaligheid van de school, wenselijkheid van geëxpliciteerd c on-federalisme, …
– vorming (in de context van de psychotherapiewetgeving en het gewijzigde GGZ-landschap): plaats van kliniek, wie willen we aantrekken, wat kunnen/willen we aanbieden, samenwerking met universiteiten/hogescholen/ander verenigingen, …
Mileen kondigt aan om intern een tekst door te sturen met visie op onderwijs.
Alle anderen worden gevraagd om tegen de volgende keer na te denken over de concrete inrichting van de vorming. Ilse stuurt daartoe een eerste intern document door. Wouter en Claudine hebben intussen hetzelfde gedaan.
Johan en Jens stellen een voorbereidend document (sneuvelnota) samen dat de leidraad wordt voor de volgende samenkomst.
Volgende samenkomst: woensdag 5 oktober as, 20u30, praktijk Wouter Keirse
VERSLAG Tweede samenkomst reflectiegroep ‘Onbehagen’ – woensdag 5 oktober 2016, 20u30-22u30
Aanwezig: Jens ANTHOONS, Johan DE GROEF, Ilse DEURINCK, Jens DE VLEMINCK, Wouter KEIRSE, Hugo LIETAER, Claudine VANDERBORGHT
Verontschuldigd: Jan CAMBIEN, Sophie GUIOT, Mileen JANSSENS
Verslaggever: Jens DE VLEMINCK
Er wordt afgesproken dat enkel het algemene verslag van de samenkomst wordt gecommuniceerd aan de RvB (en dat dit ook op de interne webpagina van de School verschijnt). Het vorige verslag wordt op enkele punten geamendeerd en goedgekeurd.
Johan licht de werkwijze toe aan de hand van de sneuvelnota; terloops wordt ook verwezen naar de andere documenten (werknota’s) die eerder werden doorgestuurd en als gelezen worden beschouwd.
Uitgangspunt van (het bestaan van) de werkgroep: de psychoanalyse heeft een meerwaarde en kan – naast anderen – een authentieke bijdrage leveren aan mens en samenleving (de concrete inhoud daarvan, inclusief actieplan, moet nog verder worden besproken en uitgeklaard).
Er wordt stilgestaan bij drie principiële punten die steeds naar voor zijn geschoven door de School:
(1) ‘de psychoanalyse is ook een psychotherapie’ (zij het een zeer bijzondere):
– vaststelling: de wet is er (maar wordt nog herzien en opnieuw gestemd, etc., m.a.w. aanpassingen zijn te verwachten).
– stellingname: wij kunnen/willen ons niet buiten de wet stellen (i.t.t. andere verenigingen); in die zin is er sprake van een ‘legalistisch standpunt’ door de School, waarmee wordt bedoeld: wij schikken ons naar de wet (i.t.t. bepaalde lacaniaanse groepen die menen dat de wet niet op hen van toepassing is en zich dus de facto buiten de wet stellen).
– implicaties: voor een mogelijke opleiding; voor de instroom van nieuwe mensen (participanten) in het algemeen; overgangsmaatregelen voor de huidige betrokkenen, maar de situatie (profiel) ziet er fundamenteel anders uit naar de toekomst toe. Concreet betekent het dat, naar de toekomst toe, enkel artsen, klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen die reeds elders een erkende psychotherapieopleiding hebben gevolgd, via de School het bestaande (volledige) parcours tot analyticus kunnen volgen. Er zouden (nog niet duidelijk bepaalde) overgangsmaatregelen voorzien zijn voor de groep mensen in de ‘grijze zone’ (seksuologen, pedagogen, sociologen, etc.). Op termijn zal (praktiserend) psychoanalyticus-zijn de facto dus enkel zijn weggelegd voor deze (wettelijk bepaalde) groep – tenminste op basis van de info waarover we nu beschikken. We zullen concreet moeten bekijken hoe dit zich vertaalt in de concrete organisatie van de vorming die wij als School – eventueel samen met andere partners – willen en kunnen bieden, en ook: aan wie kunnen we dit aanbieden?
(2) de ‘lekenanalyse’:
– vaststelling: over het concept bestaan zowel binnen als buiten de school heel wat verschillende opvattingen; het concept zelf komt niet voor in de officiële (juridische) teksten, dus is vooral een ‘vehikel’ van interne, psychoanalytische discussies.
– wat wordt bedoeld met ‘lekenanalyse’? Vóór september 2016: dat ook niet-artsen en niet-psychologen binnen de school een psychoanalytische vorming tot psychoanalyticus konden volgen, uiteindelijk tot lid met door de School erkende praktijk. Vanaf september 2016 betekent dit voor de School: tegen de binnenkomende participanten moeten wij zeggen dat wij geen wettelijk erkende opleiding kunnen aanbieden; de erkenning hangt af van de (toegang tot) een erkende psychotherapieopleiding (dus buiten de School). De ‘opleiding’ tot psychoanalyticus binnen de School (die we willen blijven verzorgen) krijgt de facto de waarde van een persoonlijke (permanente) vorming die niet door de overheid wordt erkend. Daarnaast staat de School principieel ook open voor geïnteresseerde leken (zowel internen als ad hoc externen die niet per se op termijn iets ambiëren binnen of buiten de School), maar voor hen zijn niet alle activiteiten toegankelijk.
– standpunt: wij zijn nog steeds voorstander van lekenanalyse, maar: een niet-geïntendeerd neveneffect van bovenvermeld legalistisch standpunt impliceert dat wij – vanaf nu en naar de toekomst toe – geen lekenanalytici meer kunnen ‘vormen’. Ons principieel lekenstandpunt kan zich wel vertalen in de grote openheid om ook voor niet-artsen, niet-klinisch psychologen en niet-klinisch orthopedagogen een interessant, doch vrijblijvend (lees: niet in functie van een erkenning als psychotherapeut en/of psychoanalyticus) vormingsaanbod aan te bieden.
– Concreet: (verder uit te werken) zouden er verschillende ‘trajecten’ binnen de School kunnen zijn: (1) het volledige vormingsprogramma tot psychoanalyticus: de facto enkel voorbehouden voor de wettelijk erkende groep met een psychotherapeutische opleiding elders; (2) een permanent vormingsprogramma voor diegenen die erbuiten vallen – met de vraag tot (is inspannings-, geen resultaatsverbintenis) eigen analyse als voorwaarde? (deze kan sowieso nooit worden opgelegd, zie ook Kortenberg en Gent); (3) een vrijblijvend, modulair aanbod voor een breed-geïnteresseerd publiek (lezingen, studiedagen, basisseminaries, etc.). Hoe dit gediversifieerd programma precies organiseren? Ook: gevolgen voor wat het (naar de toekomst toe) betekent ‘lid’ te zijn van de School … Verder uit te klaren volgende keer.
(3) een eigen vormingscurriculum voorzien:
Zie ook (2)
Twee onderling niet-exclusieve opties: (ultiem toetsingscriterium = de wet)
(i) op lange termijn: ambiëren om – samen met anderen (verenigingen en/of universiteiten en hogescholen) – een erkende psychotherapieopleiding uit te bouwen (of eraan deel te nemen als School); ambitieus plan.
(ii) op korte termijn: met als beginpositie dat we – tot nader order – buiten de erkenningslogica vallen en we rekening houden met de begrenzing van de wet: nadenken over wat onze eigen visie op vorming is/kan zijn (bv. is een opsplitsing theoretisch-klinisch mogelijk/opportuun? ‘Volledig’ traject voor eerste doelgroep vs. ‘partieel’ traject voor de anderen?); nadenken over verschillende trajecten, ook voor breed-geïnteresseerden in de psychoanalyse. Zie ook discussie en concrete uitwerking (2).
Nu de eerste (principiële) bakens voor de discussies binnen onze werkgroep zijn verkend en uitgezet, doch voor discussie/verheldering vatbaar blijven (binnen de werkgroep – maar ook achteraf binnen RvB en AV), willen we volgende keer nadenken over de concrete modaliteiten van de vorming binnen de School. Hoe kunnen/willen we concreet – en op korte termijn – onze vorming inrichten? Wat hebben we, voor wie, te bieden? Ook: hoe concreet functioneren als eigentijdse organisatie binnen de actuele maatschappij?
Er volgt binnenkort een nieuwe, voorbereidende sneuvelnota door Johan en Jens. De eerder doorgestuurde documenten blijven dienen als verdere gespreksstof voor de volgende keer.
Volgende samenkomst: woensdag 23 november as, 20u30, praktijk Wouter Keirse