Vincent Magos – De koepels
Teneinde een onderhandelingspartner te zijn voor de overheid in voorbereiding op uitvoeringsbesluiten van de huidige wet of een andere zoals het Kabinet De Block laat uitschijnen, hebben een aantal verenigingen voor psychotherapie zich ge(her)groepeert.
Ter herinnering, de huidige wetegving voorziet 4 orientaties:
1. Psychodynamische en psychoanalytische psychotherapie
2. Gedrags- en cognitieve psychotherapie
3. Systemische en familiale psychotherapie
4. Experientiële en humanistische psychotherapie
Er zijn twee koepels gevormd, een Franstalige en een Nederlandstalige die de vier richtingen vertegenwoordigen.
Wat de psychoanalytische richting betreft : is er een Nederlandstalige koepel/feitelijke vereniging, de VAPGV en zijn er langs Franstalige kant twee koepels: de CAOP waartoe de School behoort en de CALOP ( een vereniging van Lacaniaanse organisaties)
De CAOP groepeert:
La Fédération Francophone Belge de Psychothérapie Psychanalytique qui regroupe: l’ARPP (Association pour la Recherche en Psychothérapie Psychanalytique), la FCPEA (La Formation à la Clinique Psychothéapeutique de l’Enfant et de l’Adolescent), la FCPPA (La Formation à la Clinique Psychothéapeutique Psychanalytique Adulte), le GERCPEA (Groupe d’Étude et de Recherche Clinique en Psychanalyse de l’Enfant et de l’Adulte), Psyclimède (Centre de Formation à la Psychologie Clinique et Médicale), Psycorps (École Belge de Psychothérapie Psychanalytique à Médiations)
La Société Belge de Psychanalyse
L’École Belge de Psychanalyse
Cap Freudien
De VAPGV groepeert ( cfr identiteitsfiche in bijlage)
De BVP (Belgische Vereniging voor psychoanalyse)
De BSP (Belgische School voor Psychoanalyse)
De VVPT ( Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie)
Het GPP (Gezelschap voor Psychoanalyse en Psychotherapie)
De BSJP (Belgische School voor Jungiaanse Psychoanalyse)
Bovendien is er regelmatig overleg tussen de CAOP en de VAPGV
Waar mogelijk worden verslagen ter inzage beschikbaar gesteld
VAPGV
Vlaamse Associatie van Psychoanalytisch Georiënteerde Verenigingen
De VAPGV is een Vlaamse feitelijke vereniging van vijf bestaande psychoanalytisch en psychodynamisch georiënteerde verenigingen met als doel de belangen van de psychoanalytisch georiënteerde psychotherapieën te vertegenwoordigen en te behartigen.
De VAPGV groepeert volgende 5 bestaande verenigingen (i.c. +/- 290 Nederlandstalige leden) :
VVPT : Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie www.vvpt.be
BSP : de Belgische School voor Psychoanalyse www.bsp-ebp.be
BVP : de Belgische Vereniging voor Psychoanalyse www.psychoanalyse.be
GPP : Gezelschap voor Psychoanalyse en Psychotherapie www.gezelschap.be
BSJP: de Belgische School voor Jungiaanse Psychoanalyse www.bsjp.be
De VAPGV is bereikbaar via volgend mailadres:
De VAPGV baseert zich op psychoanalytische theorieën en concepten en huldigt in haar werkzaamheden volgende principes:
[In deze tekst wordt met ‘psychotherapie’ psychoanalytisch en psychodynamisch georiënteerde psychotherapie bedoeld.]
Psychotherapie, in zijn diverse vormen, kan een belangrijke bijdrage leveren telkens iemand psychische moeilijkheden ervaart of (psycho)somatische problemen kent met een psychische weerslag. Daarom dient psychotherapie een plaats te hebben op elke lijn van de geestelijke gezondheidszorg, als autonome discipline en in dialoog met de andere betrokken disciplines.
Diagnostiek is onlosmakelijk verbonden met een psychotherapie, niet alleen als indicatie-stelling bij de aanvang van een psychotherapie maar ook als voortdurende verfijning gedurende het gehele therapeutische proces. Uiteraard bedoelen we hier enkel de therapiegerichte diagnostiek, niet andere mogelijke vormen van diagnostiek (bijvoorbeeld in het kader van expertises). Deze visie op therapiegerichte diagnostiek impliceert dat zowel de indicatiestelling als de diagnostiek duidelijk geëxpliciteerd dienen te worden als onderdeel van het werk van een psychotherapeut.
De centrale factor in een psychotherapie is de relatie tussen patiënt en therapeut, inclusief de evolutie en bewerking daarvan doorheen het hele psychotherapeutische proces. Dit betekent dat ons werkveld niet gereduceerd kan worden tot een medisch paradigma, die de plaats daarvan annuleert en louter uitgaat van de koppeling tussen een bepaald symptoom en een daarop geënte behandeling. Dit belang van de therapeutische relatie dient dan ook in rekening gebracht te worden bij de evaluatie van relevante psychotherapievormen (en ruimer bij de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg).
Het spreekt voor zich dat psychotherapie zich, als praktijk ter behandeling van psychische moeilijkheden, baseert op een inhoudelijk coherente en degelijk onderbouwde therapeutische visie. Gezien de aard van ons werkveld is het dan ook cruciaal dat de ontwikkeling van deze visie zich rechtstreeks ent op de werkelijke praktijk (“practice based” en niet louter “evidence based”). De complexiteit van ons praktijkveld noodzaakt bovendien een multimethodische aanpak in theoretisering en onderzoek.
Onze vorming steunt op vier pijlers: theoretische vorming, praktisch-technische vorming, supervisie, en een eigen leertherapie als onontbeerlijk element. Elke therapeut heeft bovendien de verantwoordelijkheid om zich, voorbij de ‘officiële’ opleiding, voortdurend verder te vormen naargelang de noodwendigheden van zijn werkveld. Het is met andere woorden evident dat een psychoanalytische vorming nooit afgerond kan zijn.
Tegen de achtergrond van de bestaande kaderwet willen we benadrukken:
Dat de Federale Raad voor Psychotherapie haar werkzaamheden zo snel mogelijk kan aanvatten. Voor een degelijke en coherente werking, die tegelijk recht doet aan de verschillen tussen de diverse therapeutische richtingen, is het o.i. onontbeerlijk dat de Federale Raad voor specifieke onderwerpen in aparte kamers per therapeutische stroming kan werken. Uiteraard moet dit in balans zijn met de algemene werkzaamheden van de Federale Raad.
Dat het noodzakelijk is de toegang tot het beroep te versoepelen via de mogelijkheid tot uitzonderingsclausules voor kandidaten met een andere vooropleiding dan deze die nu voorzien zijn. Per kandidaat kan dan bekeken worden welke specifieke aanvullende vorming interessant is.